post@deschoneschrijfster.nl 06 24 21 18 09
Weerzinwoorden
17/01/2021
‘Dat brengt een hele puist werk met zich mee,’ verzucht een collega tijdens een Teams-overleg. Nou kost het me altijd al moeite om me te blijven concentreren tijdens een lange vergadering, zeker sinds we elkaar alleen nog via beeldschermen spreken. Maar hoor ik een woord als ‘puist’, dan ben ik weg. Meteen zie ik ‘m voor me, in al zijn smerigheid. Beelddenkers als ik hebben het moeilijk met ‘vieze woorden’. Wat mij betreft kuisen we de taal. Of is het gebruik van weerzinwoorden toch effectief?
Hartgrondig vloeken, grove taal die met seks of met onze spijsvertering te maken heeft: we rekenen het tot de categorie ‘taboewoorden’. Op de kleuterschool begint het al. Zeg een woord als ‘kont’, ‘pis’ of ‘poep’ en kinderen rollen onbedaarlijk lachend over de vloer. Het mag niet, dus is het grappig. Zijn de kleuters volwassen, dan werkt het gebruik van dit soort termen bij de meesten niet meer op de lachspieren. Maar het schokeffect van weerzinwoorden blijft.
Overgevoeligheid
Ik moest eraan denken toen ik deze week op Twitter in gesprek raakte met blogcoach Kitty Kilian. Aanleiding was haar blog Waar komt taalkundige preutsheid vandaan? Weerzin tegen ‘vieze woorden’ kan te maken hebben met een te levendig voorstellingsvermogen, schrijft Kitty in haar blog: ‘Of met een te dunne beschermlaag tussen jou en de wereld. Sommige mensen hebben snel last van geluid. Anderen van geur. (…) En als overgevoeligheid bestaat voor geur en geluid en tastzin en smaak en voor visuele ervaringen – die kleur die je absoluut niet in huis wil – dan heb je het vast ook met woorden.’ We concludeerden dat ‘taalkundige preutsheid’ onze overgevoeligheid voor taboewoorden niet helemaal correct omschrijft. Ik suggereerde de term ‘weerzinwoorden’. Mensen met een levendig voorstellingsvermogen zullen deze woordweerzin vást herkennen.
Taboewoorden
Bij mij gaat het zelfs zover, dat het niet eens om scheld- of taboewoorden hoeft te gaan. Clichés als de genoemde puist werk, ‘het klopt als een zwerende vinger’ of de ‘last van een ingegroeide teennagel’ om de spot te drijven met iemand die zich om de haverklap ziekmeldt: ze doen me huiveren. Bij vloeken of grove seksuele termen krimp ik dan weer níet ineen. Zo zie je maar hoe persoonlijk deze woordweerzin is.
Opluchting
Weerzinwoorden en taboetermen, wat doen we ermee? Gewoon blijven gebruiken, vindt journalist Ludo Permentier van De Standaard. In zijn artikel ‘Vieze woorden’ schrijft hij, dat het daarbij wel echt om taboes moet gaan: ‘Tienjarigen hebben taboewoorden nodig om groot te worden. En we moeten daar eerlijk in zijn: die behoefte gaat nooit over. Eens hartgrondig “klotecomputer” kunnen zeggen, brengt je verloren bestanden niet terug, maar het lucht enorm op.’
Wildplakkers
En dat niet alleen: weerzinwoorden sorteren meer effect dan uitsluitend walging. De poster ‘reclame poept in je hoofd’ bijvoorbeeld, waar ik deze week langsliep, zette me zeker aan het denken – nadat ik was bijgekomen van het beeld van die hoop stront in mijn hersenpan. En dat is precies de bedoeling van de wildplakkers van de poster. Waar reclamemakers gebruikmaken van ludieke, humoristische oneliners, gebruiken deze activisten een weerzinwoord om hun afkeer tegen buitenreclame voor het voetlicht te brengen (lees meer over deze actie in dit artikel op Marketingfacts).
Kortom: weerzinwoorden kunnen, als je ze bewust inzet, de aandacht trekken en tot nadenken stemmen. Maar die saaie ingegroeide teennagel, laten we die nou eens vervangen door een origineler en grappiger alternatief.